4e middelbaar

Ik ben Eleonora, ik zit in het 4e middelbaar en ik ben 15 jaar oud. Ik woon samen met mijn moeder, mijn vader, en mijn zusjes Joanina (1e middelbaar) en Amelie (2e leerjaar).
 
In het 4e middelbaar mocht ik (godzijdank) naar een andere school.

Omdat ik erg bang was om op die nieuwe school weer gepest of uitgesloten te worden, besloot ik om er niets te vertellen over mijn thuissituatie. Ik hield me vrij stil en probeerde me zo vrolijk en onbezorgd mogelijk te gedragen. Het leek me de beste tactiek om een masker op te zetten om de ellende erachter te verbergen. Zo kon ik toch tenminste op school een vrij normale tijd doorbrengen en wat opladen om de thuissituatie beter aan te kunnen.

Achteraf bezien vind ik het heel triest om al dat verdriet en al die wanhoop te lezen, een heel jaar lang, terwijl ik meestal niemand had bij wie ik écht terecht kon met mijn verdriet en twijfels. Ik begrijp niet waar ik de moed gevonden heb om zo’n eenzaamheid en zoveel pijn alleen te dragen.

Ik droeg in die periode een kettinkje met daarop het teken van ‘peace’. Ik hoopte dat mijn moeder daarmee zou inzien dat ik graag rust en vrede wilde in huis. Het was ook een herinnering/bescherming voor mezelf dat dit was waarvoor ik wou staan.

 

Op internaat: even op adem komen

13 september 1998

Ik heb lang niet geschreven. Het is 13 september en ik heb al twee weken op mijn nieuwe school doorgebracht. De meisjes zijn heel vriendelijk, maar ik mis Jona en Margot wel. Gisteren heb ik hen voor het eerst in twee maanden teruggezien.

Ik vertelde aan Margot hoe mama met me omging de laatste tijd en ze luisterde heel goed. Ze aaide ook over mijn hoofd om mij te troosten. Margot is de enige die ik vertrouw. Ik hou absoluut niet meer van mama, want ze scheldt mij voortdurend uit en ik merk wel dat ze liever zou hebben dat ik nooit bestaan had. Het is voor mij ook niet gemakkelijk om te weten hoeveel je ouders maar om je geven, en om te zien hoe Amelie steeds meer mama begint na te doen. Ze vindt het zelfs normaal om mij te slaan en te schoppen zonder te worden gestraft. 

Mama zegt dat ik niet weet wat dat is, van iemand houden. Ze zegt dat ik nooit van iemand zal kunnen houden en dat niemand mij ooit graag zal zien. Ik denk dat het haar fout is dat ik niemand graag kan zien: ze heeft me nooit geleerd wat het is om van iemand te houden.

Ik voel mij ‘thuis’ niet meer thuis. Het is alsof ik geen deel meer uitmaak van het gezin. Ik heb ook gevoelens. Ik ben ook een mens. Het is toch niet omdat ik in mama haar ogen niets goed kan doen dat ik niets waard ben? (…) Mama is een tiran (...) Ik wou dat ik een andere moeder had. Ik zou toch zo graag eens van iemand een knuffel of zo krijgen. Dat zou zo enorm deugd doen (…).

Ik wil echt spontaan zijn, ik hou me teveel in en ik voel me daar niet goed bij. Ik krop mijn gevoelens op terwijl ik liever wat meer zou tonen wat ik denk. Ik heb daar nood aan. 

 

Omdat de dagelijkse busrit naar Gent toch een hele onderneming bleek te zijn, ging ik na de Herfstvakantie op internaat. Die periode was een verademing. Ik genoot enorm van mijn eigen kamer en privacy, mijn eigen plek. Het was er veilig, ik kon het inrichten zoals ik wilde, ik werd niet negatief beoordeeld, ik vond er mentale rust. Mama schreef enkel maar vriendelijke brieven. Ik herinner me nog zoveel mooie momenten – ’s avonds samen tv kijken, ’s avonds op de speelplaats en onder de bomen wandelen, van de trapleuningen glijden in de trappenhal, uitzien naar het moment dat de studie gedaan was en we bij elkaar op de kamer mochten... Ik had er veel vriendinnen en lag goed in de groep. Doordat we een uniform moesten dragen viel het niet zo op dat ik geen leuke kleren kreeg van thuis. Bovendien was er veel diversiteit onder de meisjes, waardoor ik niet langer een ‘rare’ was.

Met het internaat organiseerden we aan het begin van het jaar een show voor ouders en familieleden. Mijn ouders waren uiteraard niet aanwezig, maar Margot en Jona kwamen kijken. Margot had speciaal de mooie rok aan waarvan ik gevraagd had of ze die wou aandoen voor mij. In die show deed ik een imitatie van Michael Jackson, wat ik toen eigenlijk nog redelijk goed kon. De positieve reacties daarop waren vrij overweldigend 😊. Wat was ik trots en dankbaar!!

Het plezier was echter van korte duur. Mijn punten voor wiskunde vielen tegen (achteraf bezien had ik gewoon een slechte leermethode voor wiskunde), en ik moest van Latijn-Wiskunde veranderen naar Latijn-Moderne Talen. Mama zei dat ik mij op internaat teveel amuseerde en dat ik niet genoeg studeerde. Ook denk ik dat ze teveel de controle over mij verloor… 

Het voelde als een straf om na de Kerstvakantie opnieuw thuis te moeten komen wonen. Die vakantie moest ik vooral studeren om de ‘achterstand in te halen’.

 

 

Opnieuw thuis

 

Zaterdag 19 december 1998 (Kerstvakantie)

Hier begin ik mijn derde dagboek op 19 december 1998. Ik heb vier weken niet geschreven, ten eerste omdat ik geen dagboek vond, maar vooral omdat ik kapot was van verdriet en ik daar onmogelijk over kon schrijven. Margot was ongelooflijk kwaad op mij omdat ik geroddeld had dat ze lesbisch zou zijn (…).

Toen Margot in de tekenacademie toekwam zag ik dat ze een brief in haar handen had: voor mij?!? Ik durfde haar niet aankijken. Margot heeft prachtige ogen, maar als ze kwaad is ben ik er doodsbang voor (…) Ze gaf me een brief, en ik las die vluchtig. Ze vroeg of ik hem snapte. “Een beetje, maar niet zo” antwoordde ik, en dan stamelde ik: “Het was echt niet slecht bedoeld… Ik wou gewoon de reactie weten van mijn nicht… Echt waar… Ik wou je niet… Het was niet slecht bedoeld”. “Geeft niet”, troostte Margot, “Het was te veel voor mij, die pesterijen op de bus en ik voelde me al zo slecht…”.

Toen begon ik te wenen van spijt, ontroering en opluchting: Margot was niet meer kwaad!! Ik zei nog een paar keer dat het echt niet zo bedoeld was. Dan gaf ze mij een kus, als troost…  ik lachte naar haar, zo van “Liefste Margot ik vind het zo lief dat je me troost en ik ben er dankbaar voor”, en zij lachte zo terug van “Geeft niks Eleonora, alles is weer OK”. Lief Margotje!!

 

Zondag 20 december 1998

Klote dag vandaag! Ik heb van mama meer dan acht uur moeten blokken, kotselijk!!!

Ik mag niet meer op internaat en ik moet veranderen van klas… Ik ben zo bang dat het weer zoals vorig jaar wordt. Echt bang. Hoe moet dat nu, als ik elke dag zo lang met de bus onderweg ben, dan heb ik elke dag maar twee uur om alles te studeren?!? Please, God laat haar veranderen van gedachten, doe me niet dat niet aan. Mijn vriendinnen kan ik dan ook wel vergeten…

Ik heb daarnet twee Perdolans gepakt want ik hield het niet meer uit. Het is nog maar de tweede dag van de vakantie en ik moet hier nu al zitten blokken voor dood… Ik haat vakanties zoals deze. Snapt mama dan niet dat ik thuis niet kan leren?!? Ik voel me hier niet meer thuis. Ben ik hier eigenlijk nog wel welkom?!? Nee! Ik wil niet meer alle dagen thuis zijn. Het is hier een nachtmerrie en mama is altijd maar kwaad op mij… Help me…



Maandag 21 december 1998

Ik haat mijn moeder. Daarnet hebben we mijn kamer leeggehaald van op internaat. Ze heeft weer alles doorzocht, maar dankzij papa heeft ze mijn geel dagboek gelukkig niet te pakken gekregen. Ze lachte me natuurlijk wel vierkant uit toen ze en brief vond waarin ik aan een pennenvriend schreef dat ik hem miste. Waarom heb ik zo’n domme moeder? Ik haat haar echt vreselijk.

Ik wil niet dat ze me snapt. Ik wil dat ze niks van me snapt, en dat lukt me redelijk want ze zei als excuus voor haar speurtochten: “Kop noch staart kan ik aan dat kind vastmaken”. Ha!!! Ze mag niet weten waarmee ze me kan kwetsen want dan gaat ze er mij misschien maandenlang mee pesten. Ook dat gezaag van haar over dat ik mijn verantwoordelijkheid moet nemen komt mijn oren en mijn strot uit.

Ze zegt zo vaak dat ze teveel geld heeft, maar als mijn vriendinnen gaan schaatsen mag ik niet mee omdat het ‘te duur’ is. Om kleine dingen moet ik vaak wekenlang of zelfs langer smeken. Een doodgewoon kladschrift (zo een met van die bruine blaadjes, waar je stylo zo’n beetje inzakt en waar je zo zacht kan op schrijven) krijg ik nu pas na drie jaar vragen, dankzij de hulp van Joanina. Ik zou zo graag een goede lippenstift hebben in plaats van die van de Aldi die zo prikt in mijn keel… Joanina heeft al lang een roze lippenstift gekregen. Is het dan niet normaal dat ik een oud kapot Labello lippenstiftje gebruik dat ik gevonden had en dat toch niemand meer wil gebruiken??? Mama zei dat ik een dief was omdat ik dat gebruikte.

 

27 december 1998

Mama vond cadeautjes een soort hypocriete ruilhandel en dus ‘deed ze daar niet aan mee’. Ze spotte altijd met mensen die cadeaus geven en als wij iets kregen van anderen haalde ze ook de intenties van de gever onderuit door te zeggen dat die mensen ons niet echt graag zagen maar wellicht iets van ons verlangden.

Voor Kerstmis hebben we niks gekregen. Dat vind ik het toppunt van gierigheid. Waarom kregen we niks? "Omdat Amelie niks krijgt en ze anders jaloers is", zegt mama. Voor onze verjaardag krijgen we vanaf 13 jaar ook niks meer. Ik vind dat zo dom. Begrijpt ze nu echt niet dat zelfs iets kleins ons zo gelukkig maakt? Natuurlijk weet ik ook wel dat ze al zoveel geld uitgeeft aan onze hobby’s en sportkampen, maar tegelijkertijd zegt ze ook voortdurend dat ze me die niét met alle plezier gunt. Ik ben er dan ook niet zo heel gelukkig mee.

Papa ziet me veel liever... maar mama heeft meer macht en heeft meer contact met mij dan papa, en ze kwetst mij elke dag zo erg (…). 


 

Enkele voorbeelden van dingen die ze vaak zegt:

Amelie, ga eens op de plaats van Eleonora zitten, ik wil niet recht tegenover uw zus zitten want dan heb ik geen eetlust meer

Gisteren was papa woest, je was weer eens de schuld van de ruzie tussen ons twee

Over een vriendin: “is dat een vriendin van u?!?” Op een toon alsof ze niet gelooft dat ik vriendinnen kan hebben.

Strontkind

Domme gjiete” (domme geit, nvdr)

Over brieven aan vrienden die ze vindt bij haar speurtochten op mijn kamer: “Die brief staat natuurlijk weer vol met al die domme zever van u

“Gedraag u een beetje dat ik mij niet weer zo moet schamen om u. Ik ben nog nooit trots op u kunnen zijn

Gij hebt nog niks bereikt. Uw ‘kunnen’ daalt altijd maar. Kijk maar eens naar Joanina wat ze al allemaal bereikt heeft

Enzovoort.. 

Ik ga hier ondertussen dood van de honger want sinds vanmorgen heb ik drie tassen soep, een banaan, wat fruitsla, een ei en een klein beetje spaghetti gegeten, maar ja, ik moet vermageren. 





Vanaf januari ging ik dus met de bus naar school. De ochtenden waren vrij eenzaam: ik stond om 6u op en vertrok om 6u45 naar de bus. Mama, papa en Amelie sliepen rond dat uur nog. Joanina zag ik soms nog even net voordat ik het huis verliet. ’s Avonds kwam ik rond 17u30 thuis. Mama was dan al met Joanina en Amelie vertrokken om hen naar hun hobby's te brengen. Om 18u at ik samen met papa. Het kleine half uurtje ’s avonds met papa was dan het weinig contacten dat ik had met mijn ouders, en dat was ook dubbel want papa luisterde om 18u altijd naar het nieuws en dan praatten we niet. Om 18u30 begon papa dan met werken (consultaties) tot rond 20u. Dan zag ik hem ook nog even, en om 20u30 moest ik naar boven want mama wou me niet meer moeten zien als ze thuiskwam. Als ik om 20u30 nog niet boven was en ik hoorde haar thuiskomen, dan moest ik snel naar boven lopen want anders zou ze heel kwaad zijn.  



Ik herinner me de vele keren dat ik in mijn bed zat boven, angstig wachtend tot mama thuiskwam, bang dat er toch weer iets zou zijn waardoor ze kwaad zou zijn. Vanuit mijn kamer kon ik het altijd horen als haar auto de garage binnenreed. Elke dag hoopte ik dat ze niet terug zou komen, dat ze verongelukt zou zijn (maar enkel zij, en niet Joanina en Amelie!). Ik herinner me nog heel goed de zware moedeloosheid die me overviel elke keer dat ik haar auto de garage hoorde binnenrijden. Vandaag nog niet, misschien morgen. Ik hoorde dan mama bezig met Joanina en Amelie maar ik zat alleen in mijn kamer. De communicatie met mijn moeder verliep dan ook voor een groot deel via (kwetsende, controlerende, vernederende) briefjes die ze op mijn kamer of op de keukentafel (leesbaar voor iedereen) achterliet.

Op zaterdag was papa meestal de hele dag gaan werken. De eenzaamheid die zaterdagen was ondraaglijk voor mij. Tijdens schoolweken ging ik naar de tekenacademie, maar als mijn punten niet goed genoeg waren of als ik gestraft was, mocht ik niet gaan. Ik herinner me nog de eerste keer dat ik een hele dag alleen thuis was. Ik wist met mezelf geen blijf en werd helemaal wanhopig en gek. De woorden die ik hier nu gebruik om dat gevoel te beschrijven doen tekort aan hoe heftig die gevoelens toen voor mij waren. Ik had het hier wel eens over met papa maar hij begreep het niet en wimpelde het weg.

 

Codependentie is een reactie op diepe schaamte en op hechtingstrauma, waardoor er een enorme angst ontstaat voor eenzaamheid. Vaak komt dit voort uit een jeugd bij narcistische ouders, waarin er niet onvoorwaardelijk van een kind kan worden gehouden. Om toch een sprankje liefde te krijgen, zal het kind de ouders gaan pleasen. De liefde die het kind krijgt, is afhankelijk van wat het kind voor de ouders doet. Hierdoor wordt het kind een 'human doing' in plaats van een 'human being'. Het kind leert de behoeftes van zijn ouders te scannen en zijn gedrag daarop aan te passen. Doordat het kind zich continu moet instellen op de behoeftes van zijn ouders, is er geen ruimte voor zijn eigen behoeftes en zal het geen gevoel van eigenwaarde of zelfliefde ontwikkelen. Hierdoor zal het kind van jongs af aan een gevoel van diepe, pijnlijke, pathologische, toxische eenzaamheid ervaren.

 

Als ik op school geen warm at, dan at ik ’s avonds thuis een diepvriesmaaltijd. Dat eten gaf me geen warm of voldaan gevoel. Het was kil eten. Gaatjes prikken in de plastiek en opwarmen in de microgolf. Liefdeloos eten. Des te meer smaakte het als ik de zondag met papa bij mijn oma ging eten. Dat waren momenten waar ik naar uitkeek, al herinner ik me ook nog de vele keren dat ik niet durfde naar mijn oma te vertrekken omdat ik me zo lelijk en stom voelde. Ik keek dan in de spiegel die in de living naast de piano hing. Ik keek naar mezelf en ik verachtte mezelf, haatte mezelf, zag alles wat lelijk was. Ik had nood aan de ‘normale gezinsmomenten’ bij mijn oma maar ik wilde niet dat ze de persoon zag die ik zelf zo haatte.  

 

 

Januari 1999

Ik ben nu niet meer intern. Het valt goed mee, het is een toffe klas, echt. Misschien raar, maar ik mis mijn vorige klas nu toch, en ik heb ook Lieve en Farah (vriendinnen van op internaat, nvdr) nog niet gezien. Morgen moét ik ze zien, zeker weten.

Ik leer de tijd laatste tijd massa’s nieuwe mensen kennen, ik word nog een expert in het leren kennen van mensen. Ik zit nog maar één dag in de klas en het is alsof ik mijn klasgenoten al jaren ken. Dat wordt wel leuk.

 

Januari 1999

Ik zag deze avond Margot op de bus. In een flits dacht ik: “ze loopt wellicht zo snel weg omdat ik haar niet zou zien.” Ik schrok van die gedachte, misschien was het wel echt zo.

Het is raar… Ik ben bang voor Margot en tegelijkertijd voel ik me aangetrokken door haar. Het probleem is dat ik haar niet volledig kan vatten. Dat boeit me. Andere mensen zijn eenvoudig, makkelijk te vatten, maar zij heeft zoveel kanten dat ik steeds weer twijfel aan wat ze denkt, hoe ze denkt. Het is een uitdaging (…).

Na een half uur zoeken heb ik Farah en Lieve dan toch gevonden op school. Ze zaten nog aan de ontbijttafel. Ik stond buiten achter het raam, en toen zagen ze me. Ze sprongen op, echt, ze spróngen en renden naar me toe. Ze leken dolblij mij te zien. Ik kreeg tranen in mijn ogen, omdat ik ze zo gemist had, maar vooral omdat hun reactie me zoveel plezier deed. Lieve zei dat ze maandagochtend razend blij toekwam op de internaat en dat ze verbaasd was dat ik er nog niet was. Op haar kamer vond ze mijn briefje. Ze zei dat het was alsof alles instortte. Ze vond het vreselijk. Daarna kwam Farah toe en die zei “Gelukkig Nieuwjaar! Hé, waar is Eleonora? Lieve, waar is Eleonora?”  en Lieve toonde mijn briefje.

Ze missen mij zo zeggen ze, en ik mis hen ook. Het zijn bijna als zussen, we weten zoveel van elkaar. Elien vond het ook vreselijk. Ze heeft me een brief geschreven die donderdag of vrijdag toekomt, ik ben nieuwsgierig. Mijn andere vriendinnen missen mij ook, ze vind het jammer dat ik er niet meer ben op het internaat. Ik vind het wel leuk dat ze me leuk vinden (sorry, stomme zin). Ik bedoel: ik word niet meer gepest. Door niemand!!! Het is zo fantastisch.

Weet je, vriendschap heb je nodig. Vele kinderen weten niet hoe het gelukkig ze wel zijn, ze hebben altijd al vriendinnen gehad en ze weten niet wat het is om zoiets te missen. Vriendschap doet je leven, het kleinste vriendelijke gebaar zoals bijvoorbeeld een schouderklopje of gewoon een echte glimlach, dat geeft me energie, het geeft me het gevoel dat ik ook iemand ben, dat ze van me houden zoals ik ben. Ik heb nu veel mensen waarop ik kan rekenen, die mijn vrienden zijn. Ik voel me dolgelukkig en ik ben zo blij met wie ik ben, ik ben trots op mezelf. Mij krijgen ze niet meer klein. Ik ben sterker geworden. Ik heb een fout gemaakt, ik weet het, maar ik moet voort. Ik begin niet weer helemaal opnieuw. Het lukt me wel. Je zal wel zien! 

 

7 januari 1999

Hoi, here I am again. Met slecht nieuws: Margot komt niet meer naar de academie, en ook niet meer naar de muziekschool. Ze is zot, waarom geeft ze de tekenacademie nu op om in zo’n domme slagerij wat vlees in stukskes te kappen. Jona blijft wel nog komen.

Morgen zou ik naar de Taizéviering mogen gaan maar ik moest thuisblijven enkel en alleen omdat ze zo’n domme wasmachine moeten brengen. Jammer, want ik wil Thomas zien. Niks aan te doen. Zo erg is het ook weer niet.

Nog wat slecht nieuws: sinds zondag heb ik over heel mijn lichaam vreselijke jeukende bobbeltjes. Ik word gek van de jeuk. In de les op school kan ik me echt niet concentreren en nu heb ik ook nog eens barstende koppijn en iedere namiddag val ik bijna in slaap in de les. Mijn oren zijn dan bloedrood. Ik ben naar dr. Coucke geweest maar die kan me ook niet veel wijzer maken, dus heb ik bloed laten trekken. Het is een allergie ofwel een reactie op een virus. Ik kan me niet voorstellen waarvoor ik een allergie zou hebben? En welk virus zit er in mijn lichaam?? Straks heb ik zo’n ongeneeslijke ziekte! Oh jee, ik heb zo al zitten denken, stel je voor dat ik ongeneeslijk ziek ben. Wat dan? Ach ja, zo erg is het hopelijk niet.

Op een bepaald moment werd mama ‘vriendinnen’ met Margot. Dat was verschrikkelijk, want het was mijn vriendin en ik voelde het als een enorme inbreuk op wat voor míj belangrijk was, mijn leefwereld. Ik voelde me verraden!! Papa begon daarop een hekel te hebben aan Margot, omdat Margot volgens hem een slechte invloed zou hebben op mama. Papa wou daardoor ook niet meer dat Margot een vriendin van mij was.

 

9 januari 1999

Ik ben mijn best aan het doen om zo vriendelijk mogelijk te zijn tegen mama. Het lukt redelijk. Behalve dan dat dreigen van als ik slechte punten heb… Daar word ik woest van. Ze zou me beter aanmoedigen in plaats van me zo de grond in te boren. Papa kan mij echt goed aanmoedigen. Soms zegt hij zoiets en dan krijg ik zo’n onweerstaanbare drang om goede punten te hebben (…)

Die jeukende bobbeltjes zijn er nog steeds en het wordt steeds erger. Een paar nachten geleden werd ik krabbend wakker, en ik heb acht pillen tegelijk genomen in plaats van één per dag. Overdag had ik er al vijf of zes op. Ze helpen haast niks. Ik word echt zot. Ieder bobbeltje jeukt even erg als een muggenbeet en dan te bedenken dat ik er in totaal wel een duizendtal heb over heel mijn lijf. Ik gloei helemaal, en ik kan niet helder denken door de jeuk.

 

10 januari 1999

Ik heb weer een slechte toets en ik haat het zo. Ik studeer elke dag zo goed, ik let zo goed mogelijk op, en dan heb ik toch slechte toetsen. Ben ik dan zo dom???

Mama geeft me ook helemaal geen moed, integendeel, telkens als ik weer wat moed heb boort ze me de grond in door te zeggen dat ik er tóch niet door ga zijn. Denkt ze nu echt dat ze mij zo positief beïnvloedt… ??

Weet je nu wat… ik was daarnet al een kwartier aan het slapen toen mama hier kwam binnengestormd (natuurlijk zoals altijd zonder kloppen), ze stak het licht aan om te zeggen dat mijn passer niet meer in mijn pennenzak mag zitten. Zagen dat die kan doen, niet normaal!!! Ik haat haar echt. Ze wil altijd dat ik precies doe wat ze mij beveelt. Hoe kan ik dan nog mezelf zijn??? Ik mag zo goed als niets. Nergens naartoe, ik mag niets doen dat ontspannend en leuk is (bv. eens tv kijken) omdat dat volgens haar nutteloos is. Ze wil me zogezegd intellectueel opvoeden maar het komt erop neer dat ik bijna niets weet over wat mij interesseert.

Ik word nog eens zot van al die regels!!! Het zijn er zoveel, en allemaal zijn ze minstens even belangrijk. Dat klopt toch niet? Ze kan toch niet verwachten dat ik zomaar klakkeloos doe wat ze mee beveelt. Ik ben haar dochter, geen robot! Natuurlijk begrijp ik wel dat het belangrijk is dat ik studeer, maar moet dat op die manier? Om goede punten te hebben maakt het toch niet uit of ik mijn passer in mijn pennenzak of ergens anders steek zeker??

Oké, ik ga stoppen of ik word nog krankzinnig van ergernis. Ik heb bovendien maagpijn. Slaapwel!

 

 

Eind januari 1999

Ik zit weer eens met een probleem: ik denk veel te veel na. Ik bedoel dit serieus. Ik stel me situaties voor, en ik vraag me dan af hoe ik daarop zou reageren en hoe anderen daarop zouden reageren. Het is misschien een beetje een manier om mezelf te leren kennen of om te achterhalen hoe ik moet zijn zodat bepaalde mensen me zouden aanvaarden. Ik wil ontdekken wat mensen in mij waarderen en ik wil dat meer aan hen tonen.

Het willen behagen van anderen is een vorm van “aangeleerd gedrag is wat voortkomt uit diepgewortelde angsten uit de kindertijd." Volgens McCloskey zijn kinderen die het een ander vroeger altijd naar de zin moesten maken, later geneigd zijn om dat gedrag in nieuwe vriendschappen en relaties voort te zetten. “Door de jaren heen hebben ze geleerd om hun behoeftes, gevoelens, voorkeuren en teleurstellingen weg te stoppen, puur om te overleven.”

Ik pieker zoveel dat ik andere dingen vergeet. Het wordt steeds erger. Elke dag vergeet ik minstens vijf belangrijke dingen, en nu zelfs al mijn lessen. Ik heb er zo oneindig veel moeite mee om me te concentreren. Volgens mij is dit nauwelijks nog normaal. Ik zou zo graag leren om me te concentreren, maar hoe? Mama lacht me gegarandeerd uit.

Dit is gewoon het probleem van alles: slechte punten, steeds alles vergeten, niet meer normaal kunnen met iemand praten… Het gebeurt zo vaak dat ik met iemand babbel, en dan is er ineens zoiets als een zwart gat en weet ik langs geen kanten meer waarover we bezig waren. Het is echt vreselijk. Ik zou er zo graag iets aan doen.


 

Mama snapt het niet en papa ziet er geen probleem in, en anderen weten van niks.

Ik ben iemand die graag onnozel doet, het leven graag zorgeloos opvat, en van dag tot dag leeft. Ik probeer me zo weinig mogelijk zorgen te maken over wat zal komen, maar dat lukt helemaal niet. Ik kan ook wel heel serieus zijn. Als iemand problemen heeft zal ik zeker proberen luisteren, maar ik denk niet dat ik iemand zou kunnen troosten.  Ik zou dat misschien wel kunnen, maar ik zou het niet durven. Ik zou ook zodanig met die persoon meevoelen dat ik even radeloos zou zijn.

Ik heb veel kritiek op andere mensen (zowel positief als negatief), maar ik zal altijd proberen dat niet te laten zien. Ik probeer gewoon zo spontaan mogelijk te zijn zodat ze beter en makkelijker weten hoe ik ben. Het nadeel is dan wel dat ze dat kunnen uitbuiten, waar ik erg bang voor ben. Die angst overheerst mijn hele leven. Anderzijds leer je erdoor meer genieten van simpele dingen zoals bijvoorbeeld de prachtige natuur. Soms heb ik momenten dat ik me heel filosofisch of poëtisch voel. Als ik bijvoorbeeld een mooie zonsopgang zie dan kan ik daar heel intens van genieten. 

En toch heb ik telkens het gevoel dat ik iets mis. Een lege plek in mij, en ik weet niet wat daarin moet komen.



Ik voel me gevangen in mijn eigen huis, omdat er nooit iemand anders dan ons gezin komt, omdat er zo’n gespannen sfeer is hier. Alles is heel gereglementeerd en met grillen wordt absoluut geen rekening gehouden. Nooit kan ik hier een keer rustig een boekje lezen in de zetel, gezellig babbelen, of iets doen aan tafel. De zegels liggen vol kleren, de stoelen ook, dus je kan niet eens ergens zitten. De tafel is een berg niet-doorgenomen post, de orgelbank doet dienst als rommelbankje, de hometrainer is een kapstok geworden, net zoals de klinken van de deuren. Zelfs de vloeren staan vol: het staat overal vol met dozen, dozen en nog eens dozen. Ik leef hier precies in een pakhuis. Gezellig is anders… Mijn kamer is sinds vorige week gans de tijd volledig netjes geweest, en nu blijft het zo. Oefening voor later. Mama is een heel weekend bezig geweest met het opruimen van de gang, maar daar is nu al niets meer van te zien. Als ik thuiskom langs de voordeur moet ik altijd eerst kijken of er niet toevallig iemand passeert die de rommel zou kunnen zien, want niemand mag dat weten in ons dorp.

Op Amelie haar kamer is een regelrechte ramp. De weg naar haar bed doet mij altijd denken aan een survivaltocht. Elke keer struikel ik. En die overvolle, wankele boekenkast op de overloop gaat ook nog eens omvallen! De dozen puilen eruit, en als je van boven een doos wil moet je eerst de vier dozen van erboven er afhalen, en dan nog uitkijken dat je niet achterover valt over de trapleuning. Ach ja, het zal zo erg wel niet zijn want er staat een matras tegen, die staat er al maanden.

Komt hier ooit nog een einde aan? Ga ik ooit in een normaal huis kunnen thuiskomen in plaats van in zo’n krot? Want dit huis is een krot. Het plafond van de keuken en de badkamer zakt  door, niks is afgewerkt, de deur piept vreselijk, je ziet zo de isolatie zitten waarlangs spinnen en zelfs een keer een grote slak de keuken binnenkwam. Stel je voor hoe het voelt om te douchen terwijl er boven je hoofd een grote hooiwagen hangt en dat je je handdoek wil nemen en er een of ander beest ziet wegkruipen. Als je naar de badkamer loopt en het licht aansteekt zie je soms insecten wegschieten. De kraan van de lavabo in de badkamer heeft bij mijn weten nooit gewerkt. In de keuken schieten de zilvervisjes weg als je iets uit de voorraadkast neemt. Ik walg van dit huis. 

Enige tijd later ben ik begonnen met opruimen en kuisen in huis. Terwijl mama weg was en ik een hele dag alleen thuis was, kuiste ik soms de volledige keuken spik en span. Alles was netjes opgeruimd, alles blonk. Mama heeft me daar nooit voor bedankt, ze deed alsof er niks gebeurd was en na enkele dagen lag alles weer rommelig en vuil.

Nu ja, als het enkel maar dat geweest was, dan was het niet zo erg geweest, maar door die rommel kwam er ook nooit iemand bij ons thuis en was het gevoel van isolement in dat huis des te sterker.

 

 

Februari 1999

Het is gebeurd. Dat dom boekenrek heeft het begeven. Het lijkt zo gemaakt, eergisteren schreef ik nog dat het nog eens zou omvallen en nu valt het?? Ik zweer het, het is toeval. Ik wou een doos van het vierde leerjaar nemen voor mijn spreekbeurt over Vesalius. Omdat er andere dozen boven stonden wou ik eerst een andere doos er heel voorzichtig afhalen. Maar ik raakte die doos nauwelijks aan of heel de boel begon naar voren te hellen. Eén doos viel, en daarna vielen nog eens zeven of acht andere dozen ook over mijn hoofd van de trap naar beneden. Alle bladeren lagen over de trap verspreid, echt vreselijk. Toen viel er ook nog een plank op mijn hoofd, toen dacht ik dat het gedaan was. Gelukkig deed het niet echt pijn.

Toen kwam mama thuiskwam was ze woest. Ze was echt razend, ze werd knalrood van de woede. Toen ik uit de douche kwam begon ze op mij te kloppen, tierend dat het mijn schuld was, en dat ze mij gezégd had dat ik daar nooit iets van mocht nemen (wat dus niet waar was), en zeker niet voor prentjes over ‘dienen dommen Vesalius’… maar ik had dat echt nodig voor mijn spreekbeurt! Ik zei: “Je moet daar toch niet zo mee spotten?” en zij zei: “Ah neen zeker? Voor wat hebt gij prentjes nodig? Voor in uw kleurboek misschien? Eé?”

Toen probeerde ze me opnieuw te slaan, maar ik kon op tijd wegduiken en dus nam ze haar schoenen en gooide die zo hard als ze kon naar mij. Ze miste. Ik zei nog: “Ik kan er toch niets aan doen? Het is toch mijn schuld niet dat die kast omgevallen is?”, en mama: “Ah, is het weer mijn schuld zeker? Ja, het is altijd allemaal mijn schuld, en nu zegt gij ook al dat het mijn schuld is.” Maar dat zei ik helemaal niet… het was gewoon een ongeluk. Daar moet je toch niet altijd een zondebok voor zoeken...?

Het was niet meer normaal. Papa probeerde haar nog te kalmeren, maar dat lukte niet. Waarom voelde zij zich zo aangevallen? Als ze wist dat zij er niks aan kon doen, zou ze niet zo gereageerd hebben denk ik. Papa kreeg ook nog een schoen naar zijn hoofd gegooid (de andere) en mama zag gewoonweg purper. Amelie zat er zo zielig bij. Ik wilde haar wel troosten, want voor haar was dit allemaal nog meest erg, maar ik durfde niet. Mama zou me dood geklopt hebben denk ik. Mama riep de hele tijd dat alles mijn schuld was. Dat élke ruzie in huis mijn schuld is…

Volgens mij is wat ik doe niet de oorzaak van de ruzies… het zijn enkel aanleidingen die ze aangrijpt... Als dit Joanina zou overkomen zijn, zou het heel anders verlopen. Mama zou eerst heel kwaad worden. Joanina zou beginnen wenen, en daardoor zou mama medelijden krijgen. Papa zou zeggen dat het mama haar schuld was, en er zou ruzie komen, maar het verschil zou zijn dat mama de schuld niet zou afschuiven op Joanina.

Mama wil nu dus scheiden. Hopelijk doet ze het want ik vind haar toch heel ambetant. Ik mag bijna niks, ik moet alles doen zoals ze het mij beveelt en ik mag geen eigen mening hebben. Ze onderdrukt me. Leuk hoor…

 

 

Maart 1999

Mama noemde het versieren van pennenzak, boekentas, mappen, schriften altijd ‘vandalisme’. Het was bij ons in het middelbaar de gewoonte dat je je naam schreef op elkaars pennenzak, en dat je prentjes en tekeningen op je mappen plakte om die te personaliseren. Ik mocht dat niet doen van mama, volgens haar was dat ‘vandalisme’.

Vandaag heb ik besloten wat meer mijn eigen goesting te doen: ik bedoel wat dat ‘vandalisme’ betreft. Ik ga mijn boekentas wat meer versieren en wat meer hippie-achtig zijn, want zo voel ik me echt. Ik ga wat meer doen wat ík wil, niet wat mama wil.

Maar, ik ga ook afvallen en betere punten hebben. Dat afvallen lukt nu al vijf dagen (hopelijk is er al wat af) en mijn volgend rapport gaat goed zijn denk ik.

Ik probeerde een manier te vinden om mezelf te kunnen zijn maar toch aanvaard te worden door mama. Slank zijn en goede punten halen vond ze het allerbelangrijkste, dus als ik die zou nastreven zou ze me misschien toelaten om toch iets van mijn eigen persoonlijkheid te tonen?

Het vermageren probeer ik nu op een anderen manier: ik probeer zoveel mogelijk eten uit mijn hoofd te zetten. Het is een goede, maar moeilijke manier. Al die ontelbare keren heb ik gedacht ‘vanaf nu vermager ik’, maar dat ging dan zo: ik sla maaltijden over, door ‘s middags geen boterhammen mee te nemen naar school. Dat draaide er dan op uit dat ik enkele uren later dacht: ik heb nu geen boterham gegeten dus mag ik iets in de plaats, waarna ik iets met drie keer zoveel calorieën at, waardoor ik dus weer bijkwam. Nu eet ik gewoon regelmatig, en met mate. Ik probeer gedachten over chocolade, chips en snoep uit mijn hoofd te zetten en te genieten van andere leuke dingen, bijvoorbeeld denken hoe leuk het binnenkort zal zijn als ik weer slank ben. Ik voel me heel gemotiveerd en dit keer geef ik niet op.

Sinds maandag heb ik nauwelijks contact gehad met mama. Het kan me niet meer schelen wat ze van mij vindt, ik ga nu niet als seutig en braaf blokbeest terug doen wat zij wil. Ik wil doen wat ík wil, ik word binnenkort 16 en het wordt tijd dat ik mijn “altijd weggestoken ik” durf tonen. Mama houdt mij in zoveel tegen, zonder dat ze het beseft. Ze geeft me geen vrijheid, dus pak ik ze maar. Volgens haar gedraag ik me niet als iemand van vijftien. Nee, ik gedraag me als een kind van vijftien dat vijftien jaar lang gecommandeerd geweest is en dat nu eindelijk de vrijheid opeist.


Mama, stop nu eens met al dat geroep en gereclameer. Ik word er gek van.

 

Eleonora, het is mijn plicht. Ik hou het nog welgeteld vier jaren uit. Daarna heb je geen last meer van mij en ik gelukkig ook niet van jou. Eens mijn opvoedingstaak voorbij is, zullen we elkaar nog nauwelijks kennen.

 

 

April 1999

Het wordt eindelijk lente! Eindelijk eindelijk eindelijk!! Ik hou zo van de lente, iedereen is dan plots zo vrolijk en blij en gelukkig. De zon schijnt, het is lekker warm, er zijn meer mensen buiten, en de vogeltjes fluiten. Ik voel me dan zo zalig gelukkig, en toch mis ik iets. Ik weet niet wat maar ik heb steeds het gevoel dat ik iets mis.

Ik denk dat ik vrijheid mis. Anderen zeggen dat ik veel minder vrij zal zijn als ik alleen woon, maar ik ben ervan overtuigd dat ze het mis hebben. Ik weet ook wel dat ik later veel meer verplichtingen en verantwoordelijkheden enzovoort zal hebben, maar ik zal zeker vrijer zijn om te gaan en staan waar ik wil, wat ik nu niet kan.

Vandaag heb ik ontdekt dat twee slaappillen pakken een slecht idee is. Ik had examen van Latijn. Ik dus goed leren, en vroeg gaan slapen. Ik wist dat ik niet zou kunnen slapen van de zenuwen, dus ik dacht “ik neem maar een slaappil, ach ja, waarom ook geen twee? Dan slaap ik extra goed, zonder ‘s nachts altijd maar wakker te worden en dan ben ik op en top fit voor mijn examen.” Maar guess what… De pillen hebben tot na de middag gewerkt, waardoor ik ‘s morgens haast flauwviel van de veel te lage bloeddruk, op de bus mijn hoofd met moeite recht kon houden, en normaal stappen niet lukte. Ik voelde alsof ik slaapwandelde. De helft van mijn examen heb ik suffend en knikkebollend van de slaap doorgebracht. Ik kon me absoluut niet concentreren. Het was vreselijk, ik kon het echt heel goed maar ik kon er niets van. Zelfs de allersimpelste woordjes zeiden me niets. Zo stom!!!

Mama gaat weer kwaad zijn, terwijl ik er toch ook niet veel aan kan doen? Ik haat mama echt. Ze is zo dom, zo’n dikke nek, wil alles beter weten en ze vindt haar eigen ideeën en bevindingen toch zo geniaal. Daarnet kwam ze hier binnenvallen: “Waar is uw potlood?” Omdat ze mijn boekentas opengemaakt had en gezien had dat er geen potlood in mijn pennenzak zat. Ze zou beter zorgen dat ons huis opgeruimd is.

Volgens mij heeft ze het gevoel dat ze mij niks meer kan zeggen. Als ze reclameert, negeer ik haar gewoon en doe alsof ze niks zegt. Soms zeg ik dan wel eens “ja, ja” en kijk haar vuil aan. Het is haar eigen schuld. Ze moet maar niet zo zagen. Ze zoekt gewoon àltijd ruzie, altijd en altijd maar opnieuw. Alles is slecht.

Een typisch voorbeeld van een dagdagelijkse conversatie:

“Maar 30/50 voor Latijn? Begin maar al een keer naar die van ‘t derde middelbaar te kijken, waar ge volgend jaar bij zult zitten. Want je denkt toch zeker niet dat je er doorgaat zijn hé. Luilak, ge wilt nooit iets doen. Altijd maar aan uw grillen voldoen en op uw lui gat zitten. Er is niets waar gij iets van terecht brengt. Niets kunt gij. Kijk ne keer naar Joanina, aan dat kind moet ik niks zeggen en die doet alles vanzelf. En zij gaat het verder brengen hoor, in plaats van gij, godverdomse rotkind, wat zijt gij waart? Niks! Wat heb ik aan u?”

Misschien lijkt het overdreven maar mama is pessimistisch, wantrouwig en onverdraagzaam. Niks aan te doen, ik zal haar maar verder negeren en dromen dat ze dood was…

 

April 1999

Vandaag is het de perfecte dag: het is prachtig weer geweest, lekker zonnig, ik zit op mijn kamer met open raam naar de fluitende vogeltjes, onverklaarbare geluiden, en een cd van Michael Jackson te luisteren. Mijn puisten zijn bijna allemaal genezen, er staat een witte ronde pingpongbal aan de hemel, mama was goedgehumeurd, en ik heb vier uur lang vanalles geschreven voor mijn taak van muziek en het is heel erg goed gelukt vind ik. Ik voel me fit, gezond, en alles is leuk vandaag.

Ik vergeet de laatste maanden wel heel erg veel. Het is heel vervelend. Ik denk de hele dagen na over van alles en nog wat. Er is zoveel om over na te denken en ik kom tijd tekort. Meestal denk ik over de ruzies thuis, of over vriendinnen: hoe ze zijn en hoe ze op bepaalde situaties zouden reageren. Ik denk na over hoe ik later wil leven. Ik denk na over wat ik nodig heb om gelukkig te kunnen zijn. Heel dikwijls denk ik na over mensen wiens gedrag of problemen of reacties ik niet helemaal begrijp. Ik probeer me in hun plaats te stellen en op hun manier de wereld te zien. Ik doe dat niet echt voor mijn plezier maar omdat ik mezelf wil verplichten om hen zo goed mogelijk te begrijpen.

 

Midden Paasvakantie

Sinds vandaag is mama terug thuis, want ze was in Dworp. Het is hier weer de hele tijd ruzie. De hele week was het rustig en er was geen enkele keer ruzie tussen Amelie, papa of mij. Alles ging perfect… en nu is alles weer even hatelijk als voorheen: aan één stuk door krijg ik beschuldigingen naar mijn hoofd, moet ik ja knikken en bevelen opvolgen. Leuke vakantie!!!

Ik voel me hier zo opgesloten want ik mag alleen maar weg om naar het zwembad te gaan. Wat een vrijheid. Maar het ergste is nog al dat gezaag...

Herken je dit?

Weet je wat ik doe als ze weer begint te reclameren? Gewoon haar negeren, doen alsof ze niks zegt, als ze iets kwetsend zegt gewoon ja zeggen en mijn gezicht niet veranderen. En als ze beginnen te roepen, recht in haar ogen kijken, en dat ze zwijgt, gewoon wegwandelen alsof ze niks gezegd heeft. Het enige waar ik niet tegen kan, is dat ze vriendelijk is. Ze is zo zelden vriendelijk. Ongeveer één keer in de maand is ze echt vriendelijk, omdat ze goedgehumeurd is, en dan begin ik altijd te wenen. Dan loop ik weg, want ik kan er niet tegen dat ze zo doet. Ze zou toch niet begrijpen waarom ik begin te wenen. Ze zou er kwaad van worden. Ik heb het gewoon liefste dat ze normaal doet, niet lief en niet kwaad. Als ze kwaad is dan doet me dat niet zoveel meer, maar als ze dan een keer vriendelijk is, word ik echt zot van verdriet. Gelukkig is ze maar zelden vriendelijk en is ze ook steeds minder vaak vriendelijk. Het klinkt allemaal zo vreselijk raar. Is dat bij jou ook zo?

Gelukkig heb ik mijn vader nog, hij is bijna altijd vriendelijk maar daarvan word ik blij, en hij verdedigt me ook soms als het te erg wordt. Dan vraagt hij: “Chris, waarom moet je Eleonora de hele tijd zo kwetsen? Zwijg nu een keer tegen dat kind, ze probeert om die ruzies te voorkomen maar gij begint de hele tijd opnieuw. Laat haar nu eens met rust”.  En dan loop ik vlug weg omdat ik niet wil dat ze mij ziet wenen.

Over zulke dingen ween ik echt heel vlug, ik vind ruzie echt het ergste dat er bestaat.

 

 

Einde Paasvakantie

Het is zaterdagavond en het was een rotdag. We zijn allemaal samen weggegaan om Joanina af te halen van haar kamp in Antwerpen. Dit was de de dag:

We zouden volgens mama te laatste om 9 uur vertrekken maar het was 10 uur wanneer we vertrokken. In Antwerpen aangekomen moesten we een kwartier zoeken naar de ingang van het gebouw, op mama haar manier. We namen Joanina haar tassen, en daarna bleef ze nog eens meer dan een half uur praten en zagen en klagen over de onveiligheid van de Crefi-kampen. We moesten ook luisteren naar haar uitleg: “Ze hebben juist iemand nodig zoals ik, ze zochten al zo lang, en ik ga dat goed kunnen hoor. Ik zou dat en dat en dat en dat doen en ze zijn zo blij met mij. Ze hebben toch geluk met zo iemand als ik”. Stoef stoef, en dan ben ik zogezegd de dikke nek...??

Tegen 12 uur zaten we terug in de auto, mijn vader en ik al zot van de zenuwen. Toen zei ze: “Ach, we moeten nog gaan kijken bij de verloren voorwerpen!”. Wij dus opnieuw terug. We hebben niks gevonden natuurlijk want er waren geen verloren voorwerpen. Daarna reden we met de auto naar een andere locatie. We wandelden naar het centrum langs de voetgangerstunnel. Wat een tempo! Slenter slenter… Maar we liepen veel te vlug volgens mama.

In het centrum wilden we eerst iets gaan eten: papa trakteerde. Mama wou een café waar al wat volk zat. Alles was nog leeg, wat wil je, zo vroeg nog. We gingen dan uiteindelijk toch eerst zoeken waar het theater was (waar Joanina de eindvoorstelling van het kamp zou geven, nvdr). Wij achter mama aan. Papa wist langs waar het was, wist zelfs de straat, maar mama wou het beter weten, dus vroeg ze de weg aan iemand anders. De man zei dat we naar rechts moesten, maar mama ging toch naar links. We konden haar toch overtuigen om naar rechts te gaan. Na veel zoeken vonden we het.

Dan pas konden we gaan eten. Er was niet zoveel tijd meer dus we kochten dan maar een broodje bij de Panos. Toen we naar de voorstelling gingen zei mama ook nog veel beschuldigingen die mij en mijn vader gewoon belachelijk maakten. Bijvoorbeeld: Amelie had een tijd voordien een ballon met gas gehad maar die gas was eruit gegaan en daardoor vloog die ballon niet meer naar omhoog. Toen ik moest babysitten op Amelie had ik voor de grap het resterende beetje gas uit die ballon ingeademd om zo’n grappig hoog stemmetje te hebben. Amelie had dat verteld aan mama en ik kreeg straf. Toen ik daar op de Meir iemand met ballonnen zag zei ik tegen Amelie: “Kijk, je kan om een nieuwe ballon gaan”, om haar blij te maken. Kreeg ik toch weer een plets in mijn gezicht en begon mama me af te snauwen?? Midden op de Meir!! Ik had toch niks misdaan?

Ik was dus net geen 16 en mijn moeder schreeuwde tegen me en sloeg me tussen al het volk dat op de Meir rondliep, en dat enkel en alleen maar omdat ik Amelie vroeg of ze misschien een gratis ballon wou hebben. Van een vernedering gesproken :-O

Nadat we Joanina afgehaald hadden gingen we nog even terug naar de Meir. Mijn moeder zei ondertussen tegen Joanina: “Het is nogal een dag geweest ze vandaag met die twee. Ik moet hen gewoon heel de tijd volgen. Wat heb ik heel de morgen aan hen gehad? Niets! Niets! Het zijn twee egoïsten, dat zijn het. Ze denken alleen aan hun bek, vreetzakken, als het aan hen gelegen had, waren ze eerst gaan vreten, en dan pas naar u gekomen. Daaraan ziet ge hoe graag dat ze u zien hè. Moet ze daar een keer zien lopen, of wel lopen ze twee meter voor ons, of wel twee meter achter ons.” Terwijl ze enkele minuten voordien nog zei: “Ge moet under hier zien lopen, midden op straat”. Hoe konden wij nu met vijf naast elkaar op zo’n smal voetpad..??

Toen zei ze: “Ga gunder maar alleen weg, op under manier. Het zal weer niet anders zijn dan fretten zeker? Ga maar weg, ik wil niet meer bij under lopen”.

Joanina vroeg: “Zijn jullie dan met twee auto’s gekomen?” en papa: “Nee Joanina, met één auto. We zullen hier om vijf uur aan de C&A afspreken.” Mama zei: “Allé Joanina, met wie gaat ge mee, met die twee daar of met mij?”. Hoe kan ze zo grof zijn? Een kind laten kiezen tussen zijn twee ouders. Ik vond het echt erg voor Joanina, maar als ik wat zou zeggen zou ik toch wel straf krijgen. Dus bleef het stil. Joanina begon heel erg te wenen. Toen zei ik toch maar: “Ga maar met mama mee” want tegen Joanina is mama wel vriendelijk. Ik begon ook te wenen.

Kun je het je voorstellen? Midden op de Meir, waar het heel druk was, Joanina aan het wenen, ik aan het wenen, Amelie aan het wenen, mama rood van woede, en papa stond daar maar. Papa zei dan: “Kris, waarom doet gij dat nu. Ge moet dat kind toch niet laten kiezen tussen zijn twee ouders?”, en hij gaf Joost Joanina als troost een schouderklopje.

Het was echt erg. Ik schaam me er niet voor om te zeggen dat ik weende, omdat ik er echt zo kapot van was en ik kon het niet tegenhouden. Papa vond mama’s opmerkingen ook belachelijk en ik was opgelucht dat hij begreep dat het voor mama nooit goed is. Het is ook nooit goed voor haar. Daarom gaat papa nooit mee, omdat hij weet dat het altijd zo gaat. Dan vindt mama dat wij moeilijke mensen zijn, en dat er met ons niet te praten valt. Kan je zo iemand nog respecteren en graag zien??? Sorry voor het geklaag, maar ik moet het toch tegen iemand zeggen. Het is geen wedstrijd ‘om ter ergste toestanden thuis’ maar mijn leven thuis is echt een hel. 

 

Het was zeer uitzonderlijk dat mijn vader eens ergens mee naartoe gegaan was. Ik heb mijn ouders nooit samen uitstapjes of reizen weten doen. Mijn moeder deed alles met de kinderen (vanaf mijn 14 jaar was dat enkel nog met Joanina en Amelie, ik bleef vanaf dan thuis achter), mijn vader was altijd aan het werk, en in de zomer ging ik meestal een weekje met mijn vader op reis.

Ik weet nog dat mama in die periode ook vaak dreigde dat ze zelfmoord zou plegen en dat ze zou scheiden. Ze had het daar heel vaak over en ik voelde verantwoordelijkheid hierover. De gedachte dat ze dat zou doen maakte me enorm bang, ik was ervan overtuigd dat wij het zonder haar niet zouden trekken, want papa was altijd weg om te werken en zorgde niet echt voor ons. Wie zou er dan voor mijn zusjes moeten zorgen?

Mama gaf ons vaak een schuldgevoel over het feit dat ze zoveel voor ons deed. Ze zei dat ze haar leven helemaal opofferde voor ons en dat we ondankbaar waren. Ik weet nog in die tijd zo graag wou dat ze eens iets voor zichzelf zou doen, zodat ze wat aangenamer zou worden. Ik heb haar toen af en toe gezegd dat ze dat moest doen, maar naar mij luisterde ze natuurlijk niet.

 

 

6 mei 1999 (mijn 16e verjaardag)

Mama heeft weeral ruzie gemaakt. Het wordt steeds erger en belachelijker en onredelijker. Ze stuurde me vandaag weg naar mijn oma, want ze wou me niet meer zien, maar papa kwam ook net terug van Marokko en hij wilde dat ik terug naar huis kwam zodat hij me wel kon zien. Ik heb nog nooit zoveel geweend als de laatste vier dagen. Mijn ogen stonden vanmorgen dik en ze  zagen heel rood. Ik zag volledig rood… Maar ja, mama zat mij echt zonder stoppen te kwetsen. Ze lachte me uit, spotte met mij, maakte mij in mijn gezicht belachelijk enzovoort. Ik snap niet hoe een moeder haar kind zo iets kan aandoen. Vind ze er plezier in om mee te kwetsen? Het lijkt wel zo. Of snapt ze het gewoon niet en is zo dom dat ze niet ziet dat ze mijn jeugd en vooral mij kapot maakt?

Ik wil het niet verder over praten.

Voor de rest gaat alles voort, mijn leven is saai maar daardoor lijken de kleinste prulletjes grote gebeurtenissen. Ik heb geen last meer van vergeetachtigheid, ik vind van mezelf dat ik de laatste tijd al heel wat meer verantwoordelijkheid opgenomen, en ik heb 72% behaald. Ik heb geen problemen met mezelf. Je hoort zo dikwijls dat jongeren in de knoop liggen met zichzelf. Dat is bij mij niet het geval, ik snap mezelf heel goed, ik ken mezelf, ik weet wat ik wil en wat ik niet wil. Het enige probleem is: mama snapt me niet. Ze is zo dom. Ze zegt van zichzelf dat ze veel mensenkennis heeft, maar ze is nog niet eens in staat te weten te komen hoe haar eigen dochter denkt. Sorry, maar zoiets vind ik echt belachelijk. Het lijkt wel alsof ze wil dat ik in de knoop ligt met mezelf. Dat zal het nog niet zo vlug lukken want ik ben zo ver gekomen dat ik heel goed weet hoe ik ben. Ik ken mijn goede maar ook mijn vele slechte kanten.

Ik probeer de slechte te verbeteren maar het is moeilijk. Geen zorgen, moeilijk gaat ook, later zal het allemaal nog moeilijker zijn zegt papa, dus ik doe het dan maar beter nu. Het is 10 uur en het is slaaptijd. Ah ja, ik ben trouwens 16 geworden. Ik vertel het morgen nog wel eens.

 

 

8 mei 1999

Ik heb niet zoveel zin om gans mijn verjaardag te beschrijven maar er is één ding dat ik wil zeggen, namelijk dat ik het heel raar vond dat ik van mijn oma en mijn tantes iets kreeg, van een andere tante kreeg ik een mooi kaartje, ik kreeg  twee kaartjes op school, iets van Eliens…

maar niks, zelfs geen pietepeuterig klein dingetje, zelfs niet voor het gebaar, zelfs geen kaartje, van mama en papa. Ik snap niet hoe ze mijn verjaardag zomaar kunnen laten voorbijgaan. Ze geven wel kadootjes aan familie en vrienden maar niet eens voor een eigen dochter die zestien wordt!!! Ik wil geen kaartje krijgen om te hebben, ik zou het alleen wel een voor het gebaar, gewoon symbolisch, zo van je bent ons dochter we zien je graag. Maar nee hoor. Ik neem het papa niet kwalijk, hij denkt nooit aan zulke dingen, dat kan hij niet aan doen, maar hij bedoelt het goed en van hem weet ik dat hij me toch graag ziet. Maar mama…

Achteraf vind ik het absurd te lezen dat ik begripvol reageer op het feit dat mijn vader mijn verjaardag vergeten is. De 16e verjaardag van zijn eigen dochter? Zelfs geen gelukkige verjaardag wensen?? Wat was hier aan de hand???

Ik snap het niet. Wat doe ik verkeerd? Ik doe zo mijn best om geen verkeerde dingen te doen, natuurlijk doe ik ook wel eens wat ik graag wil maar dat kan ze me toch niet kwalijk nemen? Zo lang ga ik haar daarmee niet stoor of benadeel vind ik dat ze er maar moet leren mee leven dat ik nu ook een eigen mening heb.

Het maakt me triest te lezen dat ik toch ergens nog de oorzaak bij mezelf zocht…

Het is ook vervelend dat ze in iemand met een andere mening direct een vijand ziet die zo vlug mogelijk moet onderdrukt worden. Ik zal eens proberen haar wat vaker gelijk te geven (papa zei dat ik dat moest doen, nvdr).

When a child is chronically derided, blamed, and scapegoated without intervention by the ‘enabler’ parent – it is tragically easy for the child to conclude that he does not deserve protection. Such a kid can may even conclude that he deserves to be abused and neglected.

Binnen enkele jaren, of misschien duurt het nog veel langer, zal ze hopelijk eens zien hoe belachelijk en dom ze zich heeft gedragen. Ik maak ook fouten, dat geef ik toe, en waarschijnlijk ben ik ook soms belachelijk. Maar ik verpest niet iemand anders leven door mijn macht te misbruiken. Dat doet mama volgens mij wel. Ze weet dat ik toch naar haar gezag moeten luisteren en daar maakt ze handig gebruik van. Nu ik nog thuis woon haalt ze daar wel voordeel uit, maar van zodra ik op eigen benen zal staan zullen de rollen omkeren en zal ze haar eigen stommiteiten inzien.

Ik vind het zielig voor mama zelf, maar ik kan haar dat onmogelijk doen beseffen. Het maakt niet uit wat ik zeg, ze verdraait het zo dat het voor haar beter uitkomt. Het maakt me ziek. Ze verpest mijn jeugd. Wat heb ik van vrijheid? Zo goed als niets (…)

Nog twee jaar geduld. Het zal ook niet alles zijn, ik weet het wel, ik zal veel meer verantwoordelijkheden hebben, maar ik zal toch zelf kunnen beslissen maar ik ga en sta, wat ik vind en waar ik ga.

Ik wil nog iets verbeteren over wat ik een tijd geleden schreef, namelijk dat ik zorgeloos wou zijn. Ik wil het eigenlijk gewoon líjken want het zíjn lukt toch niet. Veel kinderen denken dat ik kinderachtig ben. Als iemand dat zegt kom ik veel te weten over die persoon. Want ze zien niet dat dat een manier is om mezelf te verbergen. Ze denken dat ze de echte ‘ik’ zien, maar wat ze zien is alleen de oppervlakte. Ze weten niet wat er allemaal onder die oppervlakte zit.

 

 

Juni 1999

Vandaag examen slagwerk en toneel gehad: 85% en 78%. Ik ben wel tevreden voor  slagwerk maar toneel…Ik weet het niet goed. Ben ik nu goed of slecht? Wat was er dan eigenlijk niet of wel goed of slecht?

De vraag of ik het leuk vond was niet relevant voor mijn ouders. Die punten op het einde van het jaar leken wel het enige te zijn dat telde. De vraag die ik me dus stelde was niet: ‘vond ik het leuk’, maar wel: ‘was ik wel goed genoeg’.

Weet je wat, ik ben weer eens aan het vermageren, maar nu is het echt! Mijn streefgewicht is nu 59 kg, daarna 55 kg hoop ik. Het lukt redelijk, ik heb al heel de week niets tussendoor gegeten, en bij de maaltijden telkens wat minder vet gegeten. Al heel de week heb ik vreselijke honger maar daar luister ik niet naar.

Tien redenen om slank te zijn:

1. Zo moet je je niet meer schamen in het zwembad

2. Je voelt je beter in je lichaam, je voelt je fitter en je hebt meer bewegingsvrijheid

3. Kleren kiezen gaat veel makkelijker

4. Je moet al die andere slanke kinderen niet meer benijden

5. Je bent mooier en aantrekkelijker

6. Het is goedkoper

7. Geen gezaag meer van mama

8. Je hebt lange benen dus profiteer ervan dat je lange slanke benen kan hebben

9. Je bent tevredener met jezelf

10. Je kan misschien later model worden

(oepsie, dat laatste is wel beetje schaamtelijk, maar ja, welk tienermeisje droomt daar nu niet van zeker??)

De verleiding is zo groot. Ik moet zelfbeheersing hebben. Ik moet tegen mezelf kunnen zeggen: nee, nu heb je genoeg gegeten. Elke avond doe ik oefeningen voor mijn benen, want ik wil mooie lange slanke benen.

Daarnet was het weer ruzie. Het kwam eigenlijk maar van één kant hoor, van die van mama. Ze kan soms zo vreselijk belachelijk doen, en daarnet schoot ik voortdurend in de lach over kleine dingetjes waar ze kwaad over werd maar die op niets slaan. Daarna beschuldigde ze Joanina ervan dat ze mee lachte met mij, en nu zit Joanina te wenen in haar bed. Het is zo zielig. Joanina heeft helemaal niks verkeerd gedaan… En dan steekt mama de schuld op mij. Ze zegt zelf dat ze kwaad is omdat ik zo’n domme smoel heb, maar dat is toch niet mijn schuld? Zij is het toch die beslist over wat ze zegt en doet? Als ze echt niet zou willen kwaad zijn, zou ze het toch niet doen? Of heeft ze misschien zo weinig zelfbeheersing?

Volgens haar ben ik ook een enorme dikke nek. Groot gelijk dat ze dat denkt, want ik gedraag me ook zo. Maar, alleen maar als ze probeert mij te kwetsen. Als ze zo spottend en kwetsend tegen me roept, dan kan ik me toch moeilijk nederig en vol ontzag naar haar opkijken? Ik heb dat een tijd gedaan, ik heb alles geprobeerd, en ik heb gemerkt dat ik, als ik tenminste niet wil kapot gaan door haar, me zo verwaand en verwend moet opstellen. Jammer genoeg voor haar ziet ze niet wat erachter zit.

Voor mij is het uiteindelijk minder erg dan voor haar. Ik ben misschien het slachtoffer, maar als ik aan mezelf toegeef dat ik zielig ben, hou ik het niet vol. Ik ben trouwens niet zielig, mama is veel zieliger, omdat ze haar eigen dochter langs geen kanten begrijpt. Ze beweert dan wel dat ze veel mensenkennis heeft, maar ze is niet in staat om te zien wat er achter de woorden en de gebaren van haar eigen dochter zit. Ze zou me goed moeten kennen, maar dat doet ze niet. Echt niet. Ze wat veel dingen verkeerd en meestal negatief op. Volgens mij is ze gewoon ongelukkig en werkte ze dat uit op mij, op papa, op Joanina en Amelie. Zo maakt ze het allemaal nog erger, waarom begrijpt ze dat niet?

Het is zo hopeloos… Voor haar bedoel ik. Mij doet ze ook dikwijls pijn, maar het maakt me niet meer ongelukkig. Niet meer. Vroeger wel, toen zou ik echt kapot geweest zijn, ik zou het niet uithouden en ik zou gek geworden zijn van verdriet en wanhoop. Hoe zal ik het uitleggen…  Mijn drempel is hoger geworden. Iets wat ik vroeger erg vond vind ik nu al ‘gewoon’ geworden, snap je?

Anderzijds, als ik dan weer vergelijk met mijn grenzen van vroeger dan sla ik toch wel in paniek. Het is net zoals een pijngrens die bij sommigen hoog en de anderen lager. Mijn grens van wat ik kan verdragen ligt bij mama redelijk hoog denk ik, maar bij andere mensen soms net laag. Het hangt ervan af hoeveel waarde ik hecht aan wat mensen zeggen. Ik weet niet naar wie ik dit allemaal schrijf maar ooit zal ik iemand dit laten lezen. Iemand van wie ik ongelooflijk veel hou en in wie ik een eindeloos vertrouwen heb, iemand heel bijzonder. Het zal iemand zijn van die ik echt hou, van wie ik écht écht hou.

 

 

Juni 1999

Zaterdag en heel het weekend eigenlijk was echt de max. Ik heb veel meegemaakt en ik heb de wereld beter leren kennen. Vrijdag ben ik naar het JAC geweest, ik heb mijn hart wat kunnen luchten, en die vrouw heeft me een krantje over vrijwilligerswerk gegeven. Om er in de vakantie eens uit te kunnen zijn.

Ik was doodsbang voor de zomervakantie, dat ik twee maanden met mama thuis zou moeten zitten. Afspreken met vrienden mocht ik sowieso nooit, en ik had verder geen redenen om van huis weg te gaan, behalve eens naar mijn oma. Toen ik het boekje over vrijwilligerswerk aan mama toonde was ze – guess what – opnieuw boos. Ze vond niet dat ik zoiets moest gaan doen en ze was kwaad dat ik zelf initiatief genomen had om daar in het JAC hierover te gaan informeren. Ze vond het arrogant van mij. Ik herinner me wel dat ik haar dankbaar was dat ze me die zomer dan inschreef voor een aantal cursussen bij BLOSO (redderscursus, cursus voor trainer zwemmen, trainer basketbal).

Ik heb ook een hele tijd aan de Graslei gezeten. Ik zit er enorm graag, het zit er vol met hippies. Er wordt naar het schijnt ook veel gesmoord. Tijdens de examens ga ik iedere middag daar een tijdje kunnen zitten (stiekem natuurlijk, nvdr). Ik voel me daar zo vrij. Een plekje om na te denken en te genieten.


 

Juli 1999

Vandaag heb ik na twee weken mama teruggezien. Natuurlijk kreeg ik direct minachtende blikken over mijn nieuwe kapsel. Ze zei dat ik een halve jongen ben. En dan? Wie denkt dat ik een jongen ben is blind. Je merkt toch aan mijn stem, mijn lichaam, en aan mijn gedragingen dat ik een meisje ben. Volgens mezelf zie ik er zeker nog voldoende vrouwelijk uit (…).

Daarnet kreeg ik weer zo’n vreselijke droom om de wereld verbeteren, en vooral om geen ruzie te maken. Ik vind kwaad worden, ruzie maken en oorlog stom en belachelijk. Soms, als mama weer eens zo staat te schreeuwen, schiet ik bijna in de lach. Wat helpt roepen? Het is gewoon belachelijk en kinderachtig. Je kan wel eens kwaad zijn, dat is normaal, maar de manier waarop je dat dan toont aan anderen is soms zo zinloos, zo onnozel.

Ik ben bang voor haat. Ik wil nooit bezeten worden door haat, het is een verstikkend gevoel, waarbij je je zelfbeheersing verliest en niet normaal meer kan redeneren. Ik wil niet haten, ik wil echt proberen niet te haten. Haat maakt zoveel kapot. Je kan zoveel beter je energie steken in het vreselijk graag zien van iets of iemand dan het haten van iets of iemand.

Liefde is het mooiste gevoel (…). Mama’s motto is “Oog om oog, tand om tand”. Dat wil ik nooit als motto hebben want iedereen maakt fouten, en elkaar vergeven leidt altijd sneller tot vriendschap.

Ik heb vooral geleerd toen dat woede en boosheid geen nut hadden. Hoe kwaad ik ook was op mama, altijd overtrof ze mij en altijd was de straf die ik kreeg nog erger dan wanneer ik mijn emoties niet zou geuit hebben. Ze zei het ook letterlijk: als ik zou tegenstribbelen over iets (bv. zakgeld) dan zou dat enkel resulteren in bv. minder zakgeld krijgen.

Als we eens echt kwaad werden, dan lachte mama ons altijd uit en zei ze dat we geen zelfbeheersing hadden. Ook als we een ander moment iets deden waar we zin in hadden (‘grillen’ noemde ze dat), zei ze dat we geen zelfbeheersing hadden. Zelfbeheersing was een enorme heilige graal.

Mama had ook zo weinig zelfbeheersing dat ik niet zo wou zijn. Mezelf verliezen in kwaadheid of emotie zag ik als een gebrek aan zelfbeheersing en ik verachtte mezelf (en anderen) daarvoor.

 

 

Augustus 1999

In augustus 1999 werd ik op sportkamp verliefd op één van de monitoren, een jongeman van 24 die als kind geadopteerd was. We begonnen een LAT-relatie, aangezien hij nabij Dinant woonde. De maanden nadien zagen we elkaar af en toe: Quentin kwam dan met zijn motor naar Gent. Daarnaast stuurden we heel veel brieven en belden we regelmatig, wat tot hoge telefoonkosten en frustratie bij papa leidde. Nadien begon ik daarom te bellen vanuit telefoonkotjes, met zo’n prepaid-kaart. Hoeveel uren heb ik daar niet doorgebracht… Eindelijk, eindelijk kon ik bij iemand alles kwijt, en eindelijk leek iemand me graag te zien voor wie ik echt was. Ik praatte niet zo heel veel over thuis, maar over alles in het leven dat me bezighield. Die conversaties hielpen me om eindelijk een beetje van mijn eigen identiteit te ontwikkelen. Ik ben ervan overtuigd dat ik die verliefdheid wanhopig omklemde omdat het een mentale uitweg was uit een vreselijke hel. Ik droomde over alles wat we later samen zouden doen, het gaf me hoop.

We hadden het vaak over gevoelens van eenzaamheid en het verlangen naar connectie. In die eenzaamheid vonden Quentin en ik elkaar terug: hij was geadopteerd en had een zware identiteitscrisis doorgemaakt. Ik denk dat er in zijn jeugd ook enkele trauma’s lagen, waardoor onze gevoelens van ‘niet begrepen worden door de buitenwereld’ ons dichter naar elkaar brachten. Ik heb die eerste liefde lang gezien als een dwaze kalverliefde, maar als ik de brieven nu herlees, begrijp ik dat die connectie toen precies dat was waar ik toen nood aan had: iemand die mijn pijn, eenzaamheid en teleurstelling begreep.

Toch was niet alles zo oprecht en onschuldig. Hoewel ik heel wat gevoelens met hem deelde, stopte ik me ook weg achter een soort masker. Ik leunde volledig op hem, tripte op de verliefdheid, gebruikte hem als een vlucht weg van de dagdagelijkse pijnlijke realiteit. Drie maanden later werd dit blind vertrouwen in hem abrupt geschonden. Kwetsbaar als ik was, gaf ik zelfs dàt niet aan mezelf toe, ik bleef me krampachtig aan hem vasthouden, ondanks de traumatische gebeurtenis die plaatsvond.

 

Reacties